De relatie met mijn moeder voelde als een eindeloze beklemming.
Midden in de nacht belde ze me dronken uit bed.
Of ze kwam langs en schold me de huid vol.
Of ze stuurde me een zielige brief dat het mijn schuld was, omdat ik het huis uit was gegaan, dat zij zo ongelukkig was.
Ik wilde vrij zijn, schone aura’s hebben… gelukkig zijn.
Het was een aardige dame.
Nog voor ik ook maar iets had kunnen vertellen ging ze voor me staan. Ze keek, en bewoog wat heen en weer…
“Ik kan niets voor je doen”, zei ze. “Je moeder staat tussen ons in, ik kan jou niet bereiken, je moeder blokkeert jou volledig…”
Het was een heel lieve vrouw. Ik hoefde niets te betalen en ik kon weer terug met het OV.
Het zette me wel aan het denken.
Jeetje. Als iemand dat zo maar kon voelen, zonder dat ik iets gezegd had… zonder dat ze mijn verhaal kende.
Precies zoals ik het voelde.
Mijn moeder leek onlosmakelijk met mij verbonden.
Mijn machteloosheid om iets aan ons contact te veranderen, de eeuwige angst, ongerustheid.